Aurora-activiteit komt voor in ovale gebieden die gecentreerd zijn op de twee geomagnetische polen en die poollichtovalen worden genoemd. De poollichtovalen zijn altijd zichtbaar vanuit de ruimte, maar zijn intensiever in perioden van hoge zonneactiviteit. Vanaf het aardoppervlak is het poollicht alleen zichtbaar als er voldoende activiteit is, als het donker is en er geen wolken zijn.
Noordelijk en zuidelijk halfrond in spiegelbeeld
De magnetische veldlijnen in het poollichtovaal en op lagere breedtegraden zijn gesloten, met als gevolg dat de aurora borealis (d.w.z. die op het noordelijk halfrond) en de aurora australis (d.w.z. die op het zuidelijk halfrond) vaak spiegelbeelden van elkaar zijn: ze worden de aurora conjugata genoemd.
Op het noordelijk halfrond doorkruist het poollichtovaal Alaska, Canada en Scandinavië. Op het zuidelijk halfrond bevindt het poollichtovaal zich meestal boven Antarctica, een gebied dat vrijwel onbewoond is.
Hoe ver strekt de poollichtovaal zich uit?
De dikte van het poollichtovaal is over het algemeen ongeveer 10° in breedtegraad en de equatoriale limiet daalt over het algemeen tot ongeveer 75° tot 65° geomagnetische breedtegraad, afhankelijk van de magnetische activiteit.
Af en toe, tijdens sterke magnetische stormen, strekt het poollichtovaal zich uit tot lagere breedtegraden. Intensief poollicht wordt dan waargenomen in Noord-Europa en Amerika. Echter, poollicht op lage breedtegraden is relatief zeldzaam en komt alleen voor tijdens sterke magnetische verstoringen.
Op Belgische breedtegraden is het noorderlicht soms zichtbaar, maar de waarneming van dit fenomeen wordt bemoeilijkt door de kunstmatige verlichting van de steden en door de slechte weersomstandigheden die specifiek zijn voor ons klimaat. In België worden gedurende elke 11-jarige zonnecyclus slechts twee of drie keer noorderlicht waargenomen, over het algemeen tijdens de maximale zonneactiviteit.
Plasmadeeltjes bereiken atmosfeer via poolkegels
De poolkegels komen overeen met het scheidingsgebied tussen de veldlijnen die naar de Zon gericht zijn en de veldlijnen die naar de magnetosferische staart gericht zijn (of kort: magnetotail).
Ze laten het plasma van de zonnewind direct door. Deeltjes die de atmosfeer bereiken, produceren aan de dagzijde van het ovaal een poollichtemissie, dat niet met het blote oog zichtbaar is vanaf het aardoppervlak.
Poollichtovalen op andere planeten
Poollichtovalen zijn ook zichtbaar op andere planeten zoals Jupiter en Saturnus. Andere planeten in het zonnestelsel hebben magnetosferen, vooral de reuzenplaneten. Een magnetosfeer is te vinden op alle planeten met een intern magneetveld (Jupiter, Saturnus, Uranus, Neptunus, Mercurius).
Het gebied van de ruimte dat gecontroleerd wordt door het magneetveld van een planeet wordt de magnetosfeer genoemd. Het grootste deel van het plasma dat het bevat is afkomstig van de planeet zelf of van sommige van zijn satellieten, zoals het geval is bij de maan Io voor de magnetosfeer van Jupiter en Titan voor de magnetosfeer van Saturnus. De magnetosferen van Jupiter en Saturnus zijn reusachtig en staan in wisselwerking met de satellieten en ringen van deze planeten.
Venus daarentegen heeft geen intrinsiek magneetveld, zodat zonnewinddeeltjes direct interageren met de ionosfeer van de planeet. Mars heeft ook geen intern magneetveld, maar sommige gebieden van zijn oppervlak zijn wel gemagnetiseerd.